Fladderen, vallen en opstaan
Spaans leren in een subcultuur
Y Pim y Lotte, los que vienen de Holanda, y baillare y baillare y baillare.
We zitten in het campinglied van San Pedro, nu net gemaakt, door dronken Juan en buurvrouw Jolie.
Terug uit Nederland zijn we gekomen, een maand ertussenuit en nu weer bij onze Spaanse campingvrienden in Galicië. ‘Hoe was het in Holanda? Jullie komen op het juiste moment, vanavond en volgende week zijn de twee grootste feesten van de verano!’
Opa Arturo komt bij ons zitten op het terras. En met hem Juan, hun twee kleinkinderen en hun vrouwen. Arturo geeft ons dikke knuffels: zo blij dat jullie terug zijn! ‘Jullie herhalen mijn woorden en passen ze direct daarna toe, fantastisch!’ Ja, zo met Arturo en aanhang, rustig op het terras, fladderen we samen door de taal. En zijn zware stem is prachtig om te imiteren. Wil je een chipje? Ze zijn muy rica. Juan doet er nog een schepje bovenop: Quando empasa, nunca se acaba! (Als je er eenmaal aan begint …)
Tussen de ontmoetingen door ga ik lekker het bos in. Om de mensen van bovenaf te bekijken, vanuit het groen. Een beetje overzicht, de belevenissen op me in laten werken. Ja, het voelt als thuiskomen. Ik schrijf op: verwachtingen zijn er niet, niet dat ik weet. Gevoelens zijn er wel, heel veel!
Iedereen a tope
De spanning loopt op, iedereen is a tope. Ik maak een tekening van de locura op San Pedro, de lelijkste tekening die ik ooit heb gemaakt. Elke nacht maken de kinderen meer lawaai en ontstaan er ruzies. Buurvrouw Jolie heeft gisteren frituurolie over zich heen gekregen door rondvliegende voetballen. Haar man is weg, wij weten niet waarom … Julio no esta. Jacobo repareert steeds meer daken van andermans caravans, hij gaat de gesprekjes uit de weg. Miguel verstopt zich soms een week in zijn caravan. Het strand is llena de gente.
Deze plek, deze magische plek, lijkt ver weg, het romantische strand met de zachte ontmoetingen, het elkaar aftasten, waar is het? Wacht maar tot augustus, zei Jacobo in mei al, dan is het hier heeeel anders.
Er wordt op ons gerekend
We zijn niet meer nieuw, we doen nu gewoon mee. Dat wordt verwacht, daar wordt op gerekend.
Spelletjesdag voor de kinderen. Iedereen is in rep en roer. We strompelen uit onze furgo, onze vrienden zeggen dat we naar het strand moeten.
‘Vanmiddag komen de kinderen trouwens op jullie parcela, ze hebben een opdracht.’ ‘Het is geheim, sssst niks zeggen, ze weten nog niet dat jullie onderdeel zijn. Je hoeft niks te doen.’ ‘Jullie moeten natuurlijk wel dingen klaarleggen. En op jullie parcela blijven tot ze komen, zo tussen vijf en zeven.’
‘Maar nu gaan we eerst eten, jullie hebben ook wel iets gemaakt, toch? En vanavond komt dj Raoul. Dansen in kostuum! Heb je geen kostuum? Oh jee, dat moet je snel regelen, zonder kostuum kan echt niet.’
Vale. Bueno. Muy bien.
Mijn mond vertrekt van het neplachen, mijn hoofd gonst. Ik wil het rustige, groene bos in – oh nee, daar staan weer mensen – a donde vais? Ik draai me om, doe de deur van onze camper dicht. En mijn ogen. Even niet, het gaat even niet.
Moet ik niet …, Had ik misschien kunnen …
Ja maar, zij kunnen toch ook …
Vinden ze me nog wel leuk? Wat zouden ze nu wel niet denken?
Het is mislukt, ik hoor er niet meer bij, ik pas hier niet, ik ben buitenstaander.
Laat me met rust… Wanneer stopt die stampmuziek?
Maar wacht eens even… Ik wil niet met rust gelaten worden, ik wil juist wel contact.
Hard werken
‘Waar was je?’ vraagt Miguel de volgende ochtend. Hij fronst en zijn stem is lager dan anders. Is hij teleurgesteld?
Ik was er niet bij. Ik voelde me niet goed. ‘Niet goed? Het feest, het laatste feest van het seizoen!’ Hij maakt een wegwerpgebaar.
Ik kijk Miguel aan, haal mijn schouders op en loop verder, naar het strand.
Ik schrijf op: Puedo hablar español, si quieres de verdad, quieres hablar conmigo.
En dan staat hij naast me: ‘Het strand is echt jouw plek hè?’ We praten over het strand, het bos, de lijnen, de zee, de wereld in groen-blauw.
Een nieuwe buurman nodigt ons uit voor een drankje. Hij praat als een waterval, een boeiend verhaal vind ik het wel. Hij praat me niet van tafel, want er komen vanzelf vragen in me op, vragen die ik nog nooit heb gesteld: Hoe was dat voor jou? Hoe reageerden je vrienden?
Onze lieve buurvrouw Marie begroet me altijd in het Vlaams, zodat ze nog een beetje kan oefenen, zegt ze. Dit keer oefen ik español.
Ze vertelt me in het Spaans over haar jaren in Antwerpen. Dat waren mooie tijden, in een appartement in het centrum, de kleinkinderen op visite als haar zoon moest werken. Maar nu is dat voorbij, want haar man is ernstig ziek. Een gesprek dat ik spannend had gevonden en tot nu toe uit de weg ben gegaan. Ik leg een hand op haar schouder, we staan even samen.
Het is nooit af
‘Als jullie hier weggaan, kunnen jullie Spaans!’ Het klinkt zo makkelijk: op een gegeven moment kan je het gewoon. Alsof er een wonder geschiedt, er magie aan te pas komt.
Magisch voelt het soms wel. Tegelijkertijd is het hard werken om de momenten te vangen waar je van kan leren, waarin je blokkeert en die je kan overwinnen.
En het is nooit af, dus ook nooit gelukt of mislukt.
Hoewel… volgens Carlos is het gelukt: ‘Dit zijn Pim en Lotte, ze zijn al echte Gallegos!’, hij stelt ons voor aan zijn vrienden ‘van de voetbal’. In blauw-wit gehuld staan we bij supportersbar Chiquitin. ‘Zo chiquitin, zo small dat de rij voor het bier nooit lang duurt’, oefent Carlos zijn Engels.
‘Studeren jullie Spaans?’ ‘Ja, de camping is ons colegio.’
En wat voor colegio! Een zelfleerschool, een lab, ontdekkingstocht in een jungle vol Spanjaarden.
Bedankt, San Pedro.
Ciao chicos, I love you happy boys zegt Carlos, alsof we mannen onder elkaar zijn. En zo voelt het ook.